Het enige vereiste voor AA-lidmaatschap is een verlangen op te houden met drinken

3

Deze traditie is zeer rijk aan inhoud. Want AA zegt hier letterlijk , en tot iedere zware drinker: "Je bent lid van AA van het ogenblik dat je dat zelf wenst. Jij alleen beslist of je lid bent van AA en niemand kan er je buiten houden. Het heeft geen belang wie je bent of hoe laag je gezonken bent, hoe zwaar je gevoelsconflicten ook zijn - zelfs je misdaden, - wij kunnen je de toegang tot AA niet ontzeggen .
Wij willen je ook helemaal niet buiten houden. Wij vrezen helemaal niet dat jij ons zal schaden, met welke verkeerde of kwade bedoelingen je ook mag bezield zijn. Wij willen alleen maar dat je dezelfde grote kans krijgt om nuchter te worden, als wij hebben gehad. Bijgevolg ben je lid van AA van het ogenblik dat je dat zelf zegt".
Het vroeg jaren van pijnlijke ervaring om tot deze opvatting van lidmaatschap te komen. In het begin scheen er niets zo broos, zo breekbaar als een AA-groep . Bijna geen van de alcoholisten die we benaderden toonde enige interesse, de meesten van hen die dan toch toetraden waren flikkerende kaarsen in een stormwind. Keer op keer werden de onzekere vlammetjes uitgeblazen en ze konden niet meer worden aangestoken. Wij zegden het niet hardop maar wij leefden voort­ durend met de gedachte: "Wie van ons kan de volgende zijn?".
Iemand vatte de toestand in die dagen samen als volgt: "Op een bepaald ogenblik" zei hij, had elke AA-groep een heleboel voorwaarden om te kunnen toetreden als lid. iedereen was doodsbang dat iets of iemand de boot zou doen kapseizen en dat wij allen terug aan de drank zouden geraken. Onze Foundation Office* vroeg aan elke groep een lijst binnen te zenden van deze beschermende reglementen. De som van deze lijsten was een mijl lang. Indien men al die regels had toegepast dan was er nooit iemand in AA toegelaten. Zo groot was toen de som van onze angst en onze bezorgdheid.
Wij waren vast besloten niemand anders tot AA toe te laten dan die hypothetische categorie van mensen, die wij de "pure alcoholisten" noemden. Buiten hun buitensporig drinken en de droevige gevolgen daarvan mochten zij geen andere problemen hebben.
Op die manier sloten wij de bedelaars, landlopers, gevangenen en inrichtingspatiënten, homoseksuelen, gewone gekken of onkuise vrouwen dus voor eens en voorgoed buiten. Jawel, wij hielden ons alleen bezig met zuivere en respectabele alcoholisten! Al de anderen zouden AA ongetwijfeld naar de ondergang brengen.
Wat zouden de fatsoenlijken daarenboven van ons zeggen, wanneer wij die zonderlingen binnenlieten? Wij bouwden een afsluiting met heel fijne mazen rondom AA.
"Nu klinkt dat wellicht komisch. Misschien maak jij de bedenking dat wij "oldtimers" vreselijk onverdraagzaam waren. Ik kan je verzekeren dat die toestand absoluut niet lachwekkend was. Wij waren streng omdat wij ons leven en dat van onze families bedreigd voelden en dat was helemaal niet grappig. Onverdraagzaam, zeg je? Wij hadden schrik en dus begonnen wij te handelen zoals elke mens die bevreesd is. Is de angst in feite niet de diepere grond van onverdraagzaamheid? Jawel, wij waren onverdraagzaam".
Hoe konden wij echter op dat ogenblik weten dat er absoluut geen reden was om angstig te zijn? Hoe konden wij weten dat duizenden van deze soms beangstigende mensen op zo'n verbluffende manier tot herstel zouden komen; dat zij het hardst zouden werken voor AA en dat zij onze intieme vrienden zouden worden? Konden wij op dat ogenblik geloven dat het aantal echtscheidingen bij AA lager zou komen te liggen dan het gemiddelde? Konden wij toen voorzien dat deze lastige mensen onze voornaamste leermeesters zouden worden in geduld en verdraagzaamheid? Kon zich op dat ogenblik iemand een gemeenschap voorstellen die alle mogelijke karakters omvatte en die alle hinderpalen van ras, geloof, politiek en taal zonder moeite opzij zou schuiven?
Waarom heeft AA tenslotte al die voorwaarden tot lidmaat­ schap laten vallen? Hoe komt het dat wij een nieuweling zelf lieten beslissen of hij een alcoholist was en of hij zich bij ons wou voegen? Hoe komt het dat wij, ondanks de ondervinding in alle mogelijke verenigingen en besturen, durven verklaren dat wij nooit een AA'er zullen kunnen straffen of hem het lidmaatschap in AA ontzeggen; dat wij nooit iemand mogen verplichten iets te betalen, iets te geloven of zich naar iets of iemand te schikken?
Het antwoord - dat wij in de derde traditie vinden - is de eenvoud zelf. De ondervinding leerde ons uiteindelijk dat, wanneer wij om het even welke alcoholist zijn volledige kans ontzegden, dat soms gelijk stond met zijn doodvonnis, en hem dikwijls veroordeelde tot eindeloze miserie. En wie durfde er rechter, jury en beul zijn van zijn eigen zieke broeder? Toen de groepen dit één na één inzagen lieten zij tenslotte alle reglementen tot lidmaatschap vallen.
De ene dramatische ervaring na de andere onderstreepte de juistheid van deze beslissing totdat ze onze universele traditie werd. Wij geven je twee voorbeelden:
Het was in het tweede jaar van de AA-tijdrekening. In die tijd bestonden er slechts twee hard vechtende, naamloze groepen van alcoholisten die trachtten het gelaat naar het licht gekeerd te houden.
Op zekere dag kwam een nieuweling bij een van deze groepen aankloppen en vroeg om binnen te mogen komen. Hij sprak openhartig met het oudste lid van de groep. Het bleek al heel vlug dat hij een hopeloos geval was en, bovenal, dat hij wenste te herstellen. "Maar" voegde hij er aan toe "ga je mij toelaten in uw groep? Ik lijd ook aan een andere verslaving die nog meer gebrandmerkt wordt dan het alcoholisme . Misschien ben ik ongewenst? Of niet?".
Ziedaar het dilemma! Wat moest de groep doen?
Het oudste lid riep twee andere leden, legde hun in vertrouwen het explosieve probleem voor en zei: "Wat nu? Sturen wij die man weg, dan zal hij spoedig sterven. God weet wat last hij echter kan veroorzaken wanneer wij hem wel binnenlaten. Wat zal het zijn? Ja of neen?".
Eerst hadden de oudsten alleen oog voor de opwerpingen. "Wij hebben alleen iets te maken met alcoholisten" zeiden ze, "moeten wij deze man niet opofferen voor het welzijn van al die anderen?". De discussie ging voort en het lot van deze man lag in de weegschaal. Toen sloeg echter een van de drie een heel andere toon aan: "Waar wij in feite schrik voor hebben" zei hij, "is onze reputatie". Wij zijn veel meer bevreesd voor wat de mensen zouden kunnen zeggen dan voor al de moeilijkheden die deze man zou kunnen teweegbrengen. Terwijl wij aan 't praten waren, bleven er vijf korte woorden door mijn hoofd gaan. Er is iets dat steeds herhaalt: "Wat zou de Meester doen?".
Er werd geen woord meer gezegd. Wat anders hadden ze trouwens nog kunnen zeggen?
Overgelukkig stortte de nieuweling zich in het twaalfde stap­ werk, en droeg onvermoeid de AA-boodschap uit naar hopen andere mensen. Daar dit een der eerste groepen was is dat getal sedertdien gegroeid tot duizenden. Nooit heeft hij iemand met zijn ander probleem lastig gevallen.
Dat was de eerste schrede die AA zette naar de totstandkoming van de derde traditie.
Niet lang nadat de man met het dubbele stigma was ko­ men aankloppen kreeg de andere AA-groep een nieuw lid; een vertegenwoordiger die wij Ed zullen noemen. Het was een doordrijver en zo onstuimig als een vertegenwoordiger maar kan zijn. Hij had minstens één idee per minuut over de manier waarop AA zou kunnen verbeteren. Deze ideeën verkocht hij aan de andere leden met hetzelfde vurig enthousiasme waarmee hij zijn autoglans aan de man bracht. Er was maar één idee dat niet zo verkoopbaar was. Ed was een atheïst. Zijn stokpaardje was, dat AA veel beter zou kunnen werken zonder "al die nonsens over God". Hij overdonderde iedereen en men verwachtte er zich aan dat hij spoedig terug aan de drank zou raken. Op dat ogenblik was AA namelijk aan de vrome kant en op dergelijke godslasteringen - meende men - moest er een zware straf staan.
Tot onze grote ontgoocheling bleef Ed echter nuchter.
Na een tijd was het zijn beurt om op een vergadering te komen spreken. Wij huiverden want wij wisten wat er op komst was. Hij bracht een mooie hulde aan AA; hij vertelde hoe zijn familie nu terug bij mekaar was; hij prees de deugd van eerlijkheid, sprak over de vreugde van het twaalfde stapwerk en liet toen zijn enthousiasme dalen: "Al dat gezwam over God kan ik niet uitstaan" riep hij, "het is een hoop zever voor zwakkelingen. Deze groep heeft dat niet nodig en ik wil er niet van weten. Naar de hel ermee!".
Een golf van verontwaardiging ging door de vergadering. iedereen kwam tot hetzelfde besluit: "Hij gaat eruit!". De oudsten van de groep namen Ed terzijde en zeiden beslist: "Zo kan je hier niet verder praten. Ofwel hou je je mond ofwel ga je eruit".
Ed antwoordde sarcastisch: "Wat je nu zegt! Is dat waar? ". Hij nam een bundeltje papieren van een boekenrek. Bovenop lag het voorwoord van het boek Alcoholics Anonymous dat toen in voorbereiding was. Hij las luidop: "Het enige vereiste voor AA-lidmaatschap is een verlangen om op te houden met drinken". En meedogenloos ging hij voort : "Toen jullie die zin schreven, was het jullie dan ernst, ja of neen?".
Ontsteld keken de mannen elkaar aan. Zij wisten dat ze verslagen waren. En Ed bleef.
Ed bleef niet alleen, hij bleef ook nuchter, maand na maand! Hoe langer hij droog was, hoe luider hij praatte ... en steeds tegen God. De groep was zo diep gekwetst dat alle broederlijkheid en liefde verdwenen waren.
"Wanneer " morden de leden onder elkaar, "zal die vent eindelijk eens flink dronken raken?".
Een hele tijd nadien moest Ed voor zaken de stad uit. Enkele dagen daarna kwam er nieuws. Hij zond een telegram om geld en iedereen wist wat dat betekende. Dan telefoneerde hij! In die dagen zouden wij gelijk waar naartoe getrokken zijn voor een twaalfde stap, hoe weinig rooskleurig de voor­ uitzichten ook waren. Maar nu verroerde niemand een vin. "Laat hem doen, laat hij het maar eens op zijn eentje proberen, misschien leert hij dan zijn lesje wel!".
Zowat twee weken later sloop Ed 's nachts ongezien het huis van een der AA'ers binnen en ging, zonder dat iemand van de familie er iets van wist, naar bed.
Toen de morgen aanbrak en de heer des huizes met een vriend aan het ontbijt zat, hoorden zij een gerucht op de trap en tot hun grote verwondering verscheen Ed. Met een snaaks lachje vroeg hij: "Hebben jullie je morgenmeditatie al gedaan?". Zij begrepen al vlug dat het hem ernst was , en met stukken en brokken vernamen zij wat er gebeurd was.
Ed had in een naburige staat, in een goedkoop hotel gelogeerd. Toen al zijn vragen om hulp werden afgewezen klonken in zijn koortsige geest steeds opnieuw dezelfde woorden. Mijn eigen lotgenoten hebben mij in de steek gelaten. Nu is het met mij gedaan. Er blijft niets meer over. Toen hij zich op
bed liet vallen raakte zijn hand een boek dat op de tafel lag. Hij sloeg het open en las. Het was een Gideon bijbel. Ed vertelde niets meer over wat hij toen zag en voelde. Dat gebeurde in 1938 en sedertdien raakte hij geen glas meer aan.
Oudgedienden , die Ed vroeger gekend hadden, zeggen nu dikwijls "Wat zou er gebeurd zijn wanneer wij er in geslaagd waren Ed buiten te werken omwille van zijn heiligschennende praat? Wat zou er met hemzelf gebeurd zijn? En met al degenen die hij sedertdien heeft geholpen? ".
Zo heeft de hand van de Voorzienigheid ons van in het begin een teken gegeven dat ieder alcoholist lid is van onze vereniging , van het ogenblik dat hij dat zegt.(*) In 1954 werd de naam van de Alcoholic Foundation Ine. - Stichting voor Alcoholisten - veranderd in General Service Board of Alcoholics Anonymous en het Foundation Office is nu het G.S.O.