Een AA-groep mag nooit enig initiatief, verwant of van buiten, tot het hare maken, financieren of er de naam van AA aan lenen, om te voorkomen dat problemen met geld, eigendom en prestige ons van ons hoofddoel afleiden

6

Toen wij merkten dat wij een oplossing gevonden hadden voor het alcoholisme, was het logisch (zo leek het toen tenminste), dat wij ook een antwoord meenden te hebben voor tal van andere problemen. De AA-groepen konden volgens velen in zaken gaan en gelijk welke onderneming financieren die met het alcoholisme iets te maken had.
In feite voelden wij ons verplicht heel het gewicht van AA in de weegschaal te werpen voor elke zaak die dat verdiende.
Ziehier enkele zaken waarvan wij droomden: in de hospitalen hield men niet erg veel van een alcoholist, dus zouden wij zelf een reeks hospitalen bouwen. De mensen moesten leren wat alcoholisme is, dus zouden wij hen in die zin onderrichten. Wij zouden zelfs de schoolboeken en de medische werken herschrijven.
Wij zouden de wrakken uit de boemelstraten halen; zien wie er nog kon genezen en de anderen in de gelegenheid stellen hun brood te verdienen in een soort beschermde omgeving. Misschien zouden wij daar winst maken die wij dan aan onze andere goede werken konden besteden.
Wij dachten er ernstig over de wetten van het land te veranderen en officieel te laten verklaren dat alcoholisten zieke mensen zijn. Zij zouden niet meer in de gevangenis vliegen maar de rechters zouden hen aan ons toevertrouwen.
Wij zouden met AA doordringen in de duistere regionen van de verdovende middelen en de criminaliteit. Wij zouden groepen vormen van neerslachtige en paranoïde mensen; hoe dieper de neurose zat, hoe liever!
Het lag voor de hand dat, indien het alcoholisme kon overwonnen worden, ieder probleem kon worden opgelost.
Wij dachten dat wij met hetgeen wij bezaten, naar de fabrieken konden gaan en dat wij, door ons programma, de werklieden en de kapitalisten ertoe zouden kunnen brengen om van mekaar te houden.
Onze eerlijkheid-zonder-compromis zou de politiek spoedig zuiveren. Met een arm om de schouder van de godsdienst en de andere om die van de geneeskunde zouden wij vlug hun geschillen oplossen. Nu wijzelf geleerd hadden gelukkig te leven, zouden wij al de anderen tonen hoe zij het moesten doen. Onze gemeenschap van Anonieme Alcoholisten zou de voorpost kunnen zijn van een nieuwe geestelijke vooruitgang. Wij zouden de wereld kunnen hervormen.
Jawel, dergelijke dromen hebben wij AA'ers echt gekoesterd! En dat is normaal, want de meeste alcoholisten zijn mislukte idealisten. Bijna ieder van ons had in zijn leven veel goed willen doen, grote daden stellen en hoge idealen belichamen. Wij waren allen perfectionisten en toen wij in die perfectie niet slaagden vielen wij in het andere uiterste en grepen naar de fles en de vergetelheid .
De Voorzienigheid had nu, door AA, deze verwachtingen binnen ons bereik gebracht. Waarom zouden wij onze levenswijze dan niet delen met alle mensen?
Dus probeerden wij het met AA-hospitalen . Zij gingen allemaal ten onder omdat een AA-groep geen zaken kan doen. Te veel koks bederven de soep.
Er waren AA-groepen die de voorlichting van de massa probeerden aan te pakken, maar toen zij openlijk dit of dat merk begonnen op te hemelen, raakten de mensen in de war. Hielp AA alcoholisten of was het een opvoedkundig project? Was AA geestelijk of medisch? Of was het misschien een reformbeweging?
Tot onze grote ontsteltenis zagen wij onszelf in de boot stappen met alle soorten ondernemingen, goede en minder goede. Toen wij zagen dat er alcoholisten naar de gevangenis of de psychiatrie verwezen werden riepen wij: "Daar moest een wet op zijn''. AA'ers begonnen in de wetgevende comités op de tafel te slaan en ageerden voor de aanpassing van de wetten. Dat was goede kopij voor de kranten maar verder bracht het niet veel aarde aan de dijk. Wij zagen in dat wij op die manier spoedig in de politiek zouden verwikkeld raken. Zelfs binnen AA vonden wij het noodzakelijk de naam van AA van onze clubs en twaalfde-stap-huizen te verwijderen.
Deze avonturen deden de overtuiging groeien dat wij onder geen voorwaarde AA mochten binden aan enige andere onderneming ; hoe goed en hoe edel die ook mocht zijn. Wij, Anonieme Alcoholisten , konden niet alles zijn voor iedereen en wij moesten dat ook niet proberen.
Jaren geleden onderging dit principe van niet-gebondenheid de vuurproef: enkele grote likeurstokerijen stelden ons voor mee te werken aan een campagne van opvoeding bij alcoholgebruik. Het zou voor de likeurhandel een goede zaak zijn, meenden zij, wanneer zij blijk moesten geven van verantwoordelijkheidszin tegenover de gemeenschap . Zij wilden zeggen dat drank diende genoten te worden, niet misbruikt. Stevige drinkers zouden wat moeten matigen en probleemdrinkers - alcoholisten - dienden helemaal niet te drinken.
In een van hun handelsgenootschappen werd de vraag gesteld hoe zij best deze campagne konden aanpakken. Natuurlijk zouden zij gebruik maken van radio, pers en film om hun standpunt duidelijk te maken, maar wie moesten zij de leiding van heel de zaak toevertrouwen? Zij dachten onmiddellijk aan de Anonieme Alcoholisten. Wanneer zij in onze rangen een goede public-relations man konden vinden, zou dat niet het ideaal zijn? Hij kende het probleem terwijl anderzijds zijn connectie met de AA bijzonder interessant was want AA stond in die tijd op een goed blaadje bij het publiek en had geen enkele vijand op de hele wereld.
Spoedig hadden zij hun mannetje gevonden ; een AA'er die de nodige ervaring en capaciteiten bezat. Onmiddellijk verscheen deze op het hoofdkwartier van de New Yorkse AA en vroeg: "Staat er iets in de tradities, dat suggereert dat ik een dergelijke baan niet zou mogen aannemen? Hun soort verlichting lijkt mij goed en weinig aanvechtbaar.
Zien jullie er graten in?"
Op het eerste gezicht leek het een goede zaak , maar dan rezen er twijfels. De vereniging van likeurhandelaars wenste de volledige naam van ons lid in al zijn publicaties te gebruiken. Hij zou worden beschreven als publiciteitsdirecteur maar ook als lid van Anonieme Alcoholisten. Indien de maatschappij ons lid uitsluitend in dienst nam wegens zijn kennis van public-relations en van het alcoholisme , bestond er natuurlijk niet het minste bezwaar.
In dit geval was het echter niet alleen een AA-lid dat tegen over de buitenwereld zijn anonimiteit verbrak maar hij zou in de geest van miljoenen mensen de naam van AA koppelen aan dit speciale opvoedkundige project. Het zou onvermijdelijk de schijn wekken dat AA zich voorstander verklaarde van onderricht in de stijl van de vereniging van likeurhandelaars.
Toen wij dat compromitterend element zagen voor het was , vroegen wij de toekomstige publiciteitsdirecteur wat hij er over dacht.
"Goeie hemel", zei hij "natuurlijk kan ik dat baantje niet aannemen! De inkt van de eerste reclame zou nog niet droog zijn of uit het "droge"(*) kamp zou dadelijk een kreet opstijgen. Zij zouden aanstonds met een lantaarn op zoek gaan naar een eerlijke AA'er om voor hun "zaak" en hun soort voorlichting op te treden. AA zou precies in het midden van de twist tussen "natten" en "drogen" belanden. De helft van de mensen in dit land zouden denken dat wij onder één hoedje speelden met de "drogen". De andere helft zou denken dat wij de zijde van de "natten" hadden gekozen. Wat een knoeiboel!".
"Niettegenstaande dat", zeiden wij, heb je nog steeds het volle recht die betrekking te aanvaarden".
"Dat weet ik", antwoordde hij, "maar dit is geen kwestie van recht op dit of dat. Ik wens niet de man te zijn die AA in een dergelijke knoeiboel stort, en dat zou ongetwijfeld gebeuren".
Onze vriend had over "niet-gebondenheid" alles gezegd wat er kon over gezegd worden . Toen, beter dan ooit tevoren, zagen wij in dat wij de naam van AA niet konden lenen aan een andere zaak dan de onze.

(*) Ten tijde van de drooglegging in de Verenigde Staten waren de drogen en de natten de voor- en tegenstanders van de prohibitie.