‘Anonieme Alcoholisten’ behoort steeds niet professioneel te blijven, maar onze dienstencentra mogen medewerkers in dienst nemen

8

AA zal nooit een klasse beroepsmensen hebben. Wij leerden een beetje de wijze woorden te begrijpen: "Jij hebt overvloedig gekregen, geef dus ook overvloedig". Wij ontdekten dat geld en spiritualiteit niet samengaan op professioneel gebied.
's Werelds beste beroepsmensen, op medisch of religieus gebied, hebben nagenoeg geen herstel van alcoholisme kunnen teweegbrengen. Op een ander gebied keuren wij professionalisme niet af, wij aanvaarden alleen het nuchter feit dat het ons niet heeft geholpen. Telkens wanneer wij probeerden de twaalfde stap als beroep uit te oefenen, kwamen wij tot hetzelfde resultaat: wij streefden ons enige doel voorbij.
Een alcoholist zal eenvoudig niet willen luisteren naar iemand die voor zijn twaalfde stapwerk betaald wordt. Bijna van in het begin hebben wij het feit onderstreept dat het persoonlijk contact met een nog drinkend alcoholist alleen kan steunen op het verlangen om te helpen en geholpen te worden.
Werkt of praat een AA'er voor geld, hetzij met een enkele nieuwkomer of op een vergadering, dan kan dit ook op hem een nadelige invloed hebben. Het motief "geld" compromitteert hem en al wat hij zegt of doet voor zijn pupil.
Wij hebben dit altijd zo vanzelfsprekend gevonden dat slechts enkele AA'ers ooit bezoldigd zijn geweest voor hun twaalfde stapwerk .
En toch zijn weinige onderwerpen in AA de oorzaak geweest van zoveel twist als dit professionalisme.
Huisbewaarders, die de vloeren schrobden , koks, die hamburgers bakten, secretaressen en auteurs die boeken schreven, wij hebben hen allen heftig horen gehekeld worden omdat zij, zoals de critici het kwaad uitdrukten : "geld sloegen uit AA" . Deze critici negeerden het feit dat deze taken geen twaalfde stap-werk waren en zij scholden deze mensen uit voor "beroeps-AA'ers ", hoewel ze dikwijls de meest ondankbare taken opknapten; taken die niemand anders kon of wilde doen. Er ontstond nog grotere herrie toen leden van AA rust­ huizen en farms voor alcoholisten gingen leiden; wanneer sommigen als personeel werden aangeworven door een of andere grote onderneming met als taak het alcoholprobleem in de industrie te helpen oplossen; wanneer weer anderen verpleegster werden in de afdeling alcoholisme van een of ander hospitaal en anderen gingen meewerken op het terrein van de opvoeding tot verstandig alcoholgebruik. In al die gevallen en in nog vele andere werd beweerd dat deze mensen hun kennis en ondervinding in AA voor geld verkochten. En bijgevolg waren ook zij beroepsmensen.
Tenslotte ontdekte men toch een duidelijke scheidingslijn tussen het al of niet professioneel zijn. Toen wij waren overeengekomen dat men geen geld mocht verdienen aan twaalfde stapwerk was dat heel juist geoordeeld . Maar toen wij verklaarden dat onze gemeenschap geen werkers kon aanwerven voor haar diensten of dat geen enkel lid zijn kennis mocht uitdragen op een ander gebied, dan werd ons dit ingegeven door de angst. Deze angst is thans grotendeels weggevallen door de ondervinding die wij sedertdien hebben opgedaan.
Neem bijvoorbeeld het geval van een portier of van de kok van het clubhuis. Wil een club functioneren, dan moet ze bewoonbaar zijn en gastvrij. Wij probeerden het met vrijwilligers, maar zeven dagen vloeren schuren en koffie zetten ont nam hun spoedig de moed. Zij daagden gewoon niet op. Er was meer. Indien er niemand in de club was kon er ook niemand de telefoon aannemen , maar het was wel een verleidelijke uitdaging voor een alcoholist, die aan de rol was en die een passende sleutel bezat. Er moest bijgevolg altijd iemand zijn om een oogje in het zeil te houden. Een alcoholist daarvoor aanwerven kostte ons maar evenveel als een niet alcoholist, voor hetzelfde werk. Dat werk bestond niet uit een twaalfde stap te doen maar wel uit het twaalfde stapwerk mogelijk te maken. Het was een dienstkarwei, puur en sim­ pel.
AA als geheel kon evenmin werken zonder fulltime werkers. Op de bureaus van de Stichting en van de intergroepen konden wij geen niet-alcoholisten als secretaresse gebruiken. Wij moesten mensen hebben die de AA-toonhoogte kenden. Toen wij hen echter in dienst namen schreeuwden de 'ultraconservatieven en degenen die schrik hadden: "Professionalisme"
Er was een periode dat deze toegewijde dienaars in een ondraaglijke positie stonden. Zij werden niet als sprekers gevraagd op AA-vergaderingen omdat zij geld verdienden aan AA. Soms werden zij zelfs echt gemeden door medeleden. Zelfs diegenen die hen goed gezind waren , bestempelden hen als een noodzakelijk kwaad. De comités sloegen munt uit die houding om hun lonen te drukken. Zij konden enigszins hun zelfrespect terugwinnen, meende men, wanneer zij voor zeer weinig geld voor AA wilden werken . Deze denkbeelden hielden jarenlang stand.
Toen zagen wij in dat, wanneer een hardwerkende secretaresse dagelijks tientallen telefoontjes af te werken kreeg; een twintigtal klagende vrouwen had aanhoort; gezorgd had voor hospitalisatie en voor een sponsor voor tien nieuwelingen; vriendelijk en diplomatisch was wanneer een verbolgen dronkaard haar verwijten maakte over haar betrekking en meende dat zij veel te veel betaald werd; dan zagen wij in dat zo iemand onmogelijk een professionele AA'er kon genoemd worden.
Zij maakte van die twaalfde stap geen beroep, maar maakte die stap alleen maar mogelijk. Zij hielp aan de man, die kwam binnenvallen, de kans te geven die hij moest krijgen. Vrijwilligers uit de comités en assistenten zouden zeker een grote hulp zijn, maar men mocht van hen niet verwachten dat zij dag in, dag uit, die zware last zouden blijven dragen.
Bij de Foundation is het precies hetzelfde liedje. Acht ton boeken en literatuur per maand pakken zichzelf niet in en kunnen evenmin hun weg zoeken over de hele wereld. Zakken met post over elk denkbaar AA-probleem moeten beantwoord worden: van een Eskimo die zich eenzaam voelt tot de groeipijnen van duizenden groepen. Die brieven moeten beantwoord worden door mensen die weten. Contacten met de buitenwereld moeten onderhouden worden en de reddingslijnen van AA dienen te worden uitgeworpen.
Daarom werven wij personeel aan. Wij betalen hen goed en zij verdienen dat. Zij zijn secretaris van beroep, maar het zijn zeker geen professionele AA'ers.
Misschien zal in elk AA-hart altijd wel de vrees schuilen dat onze naam ooit door iemand zal misbruikt worden om echt geld te verdienen. Zelfs een suggestie in die zin volstaat om een storm te doen losbarsten en wij hebben ondervonden dat elke storm er een handje van weg heeft zowel het goede als het kwade toe te takelen. Zo'n storm is steeds onredelijk .
Niemand heeft hieronder meer geleden dan de AA'ers die stoutmoedig genoeg waren om een betrekking te aanvaarden bij een vereniging die zich, buiten AA, met het alcohol probleem bezighield. Er was een universiteit die een AA'er verlangde om mee te werken aan de opvoeding van het publiek inzake alcoholisme. Een groot bedrijf wilde iemand die ter zake bevoegd was. Een staatsinstelling voor alcoholisten zocht een bestuurder die met deze mensen kon omgaan. Een stadsbestuur vroeg een sociale werker met ervaring, die wist wat alcohol in een gezin kan teweegbrengen. Een alcoholcommissie, eveneens van de staat, zocht een bezoldigd researcher. Dit zijn maar enkele voorbeelden van de vele betrekkingen, waarvoor men AA'ers vroeg. Nu en dan waren er AA'ers die een rusthuis of een farm kochten waar dronkaards, die er erg aan toe waren , de nodige verzorging konden krijgen. De vraag was - en is nog - of dergelijke activiteiten moeten gebrandmerkt warden als het professionalisme waarop de AA-traditie doelt.
Volgens ons is het antwoord "Neen". Leden die zo'n beroep kiezen maken geen beroep van de twaalfde stap. Het was een moeilijke weg om tot die conclusie te komen. In het begin zagen wij niet waar het eigenlijk om ging. Wanneer in de eerste dagen een AA'er werd aangeworven voor een dergelijke onderneming dan was voor hem de verleiding groot om de naam van AA in de publiciteit van die zaak te gebruiken.
Rusthuizen, Stichtingen voor opvoeding en allerhande commissies maakten reclame met het feit dat zij AA'ers in dienst hadden. Vele AA'ers verbraken op die manier, zonder er bij na te denken, roekeloos hun anonimiteit om voor hun onderneming de klok te luiden. Daardoor kwam dat vele goede zaken, en diegenen die er zich voor inspanden, te lijden hadden onder de onrechtvaardige kritiek van de AA­ groepen. Gewoonlijk gebeurden die woeste aanvallen onder de strijdkreet: "Professionalisme! Die wil munt slaan uit AA". Toch was niemand van hen aangeworven om twaalfde stapwerk te doen. In deze gevallen lag de fout helemaal niet in het professionalisme maar in het verbreken van de anonimiteit. De ene doelstelling van AA was gecompromitteerd en de naam van AA misbruikt.
Het is betekenisvol dat, nu praktisch geen enkele AA'er zijn anonimiteit op publiek vlak nog zal prijsgeven, al deze angsten bijna verdwenen zijn. Wij zien nu in dat wij het recht niet hebben en het ook onnodig is AA'ers te ontmoedigen die zich, als individu, op een breder gebied willen begeven. Het zou absoluut antisociaal zijn indien wij hun dat moesten verbieden. Wij kunnen van AA geen potdicht gesloten gemeenschap maken waarbinnen onze kennis en onze ervaring top-secret moet blijven. Kan een AA-lid in het gewone leven wetenschappelijk opzoekwerk verrichten , een goed opvoeder of een goed administrateur worden , waarom zou hij dat dan niet mogen? Indereen wint erbij en wij verliezen er niets door. Het is zeker waar dat sommige projecten, waaraan AA'ers hebben meegewerkt , verkeerd werden opgevat , maar dat doet niets af van het principe.Dat is de opwindende chaos van gebeurtenissen waaruit tenslotte de AA-traditie van non-professionalisme ontsproten is. Wij mogen onze twaalfde stap nooit laten betalen, maar de mensen die in onze diensten werken, zijn hun loon waard.