Elke AA-groep dient volledig in eigen behoefte te voorzien onder afwijzing van bijdragen van buitenaf

7


"Het doorgeven van het mandje" tijdens de vergaderingen is onze manier om bij te dragen in de verantwoordelijkheid voor de werking van AA. Onze eigen bijdragen ondersteunen de groep, het Algemene Diensten Bureau en alle AA activiteiten.


Als actieve alcoholisten waren we altijd op de een of andere manier op een aalmoes uit...

We moeten praktisch zijn. Een groep kan moeilijk zijn vergaderingen op een straathoek houden, en een leeg mandje zal de koffiekan niet vullen. Zodra we actief worden in een groep, ervaren we hoeveel het kost om de vergaderingen effectief te laten doorgaan. Dan verruimt onze horizon. Wat met die PW of dat Dienstbureau, waar zovelen onder ons naartoe hebben gebeld om hulp? Telefoonmaatschappijen verlenen geen gratis diensten. Buiten onze eigen locatie, leren we over het Algemene Diensten Bureau en het werk dat er verricht wordt voor alle groepen. AA-activiteiten zijn op alle niveaus zelfbedruipend en de verantwoordelijkheid komt steeds op ons, de individuele leden, want wij zijn AA. Misschien, vooral als we er nieuw zijn, geven we eerder muntjes dan papieren geld. De eerste leden ondervonden dezelfde moeilijkheid, en het zag er voor hen naar uit dat AA meer hulp van buitenaf zou nodig hebben dan de bescheiden bijdragen die er toen binnen kwamen. Hun plannen vereisten grootschalige menslievendheid. (De Zesde Traditie was nog niet geëvolueerd; Bill W. herinnerde zich een plan voor een 'hospitaalketen'.) Maar John D. Rockefeller Jr., een vroege vriend, zei: "Ik vrees dat geld deze zaak zal schaden". Enkele AA'ers waren reeds tot dezelfde conclusie gekomen; geleidelijk aan werd deze minderheid een meerderheid, omdat de ervaring aantoonde dat de leden zelf genoeg konden bijdragen om het eigenlijke doel van AA te financieren.


Een deel van ons persoonlijk herstel kwam er door onszelf te veranderen tot verantwoordelijke menselijke wezens.


De ervaring heeft ons ook geleerd dat AA, als geheel, zelfbedruipend en onafhankelijk moet zijn. 

In zijn eenvoudigste toepassing is de Zevende Traditie gemakkelijk te begrijpen; wanneer we horen dat een AA-groep werd opgestart met fondsen uit een Federaal programma tegen armoede, dan is onze snelle reactie: "Iemand ging hier in de fout!" Maar dan komen we aan de "randgevallen": groepen richten een tombola in ten voordele van hun Provinciale Werking, en nodigen het publiek uit tickets te kopen; een lokale krant publiceert een advertentie voor een Provinciedag met dans- en showavond. Om het even welke andere vereniging zou beide projecten behandelen als een routineklus. Voor ons betekent het in beide gevallen dat we terug de hand uitsteken om geld te vragen aan niet-leden. Natuurlijk hoeven we het niet meer te vragen. AA staat nu hoog aangeschreven op de lijst met hoogwaardige doelstellingen; het ADB en de groepen weigeren beleefd de vele ongevraagde giften en legaten. In de Zevende Traditie is er een toets van realisme: Overvloedige giften kunnen valstrikken inhouden.We hebben zelfs een limiet van 2250 euro voor het bedrag dat leden aan AA mogen nalaten in hun testament of jaarlijks tijdens hun leven mogen bijdragen, zo dat niemand van ons invloed kan kopen in AA, hoe rijk we ook mogen zijn. Geld kan een ander probleem scheppen, wanneer de groepsfinanciën hoger oplopen dan een voorzichtige reserve. Kibbelend over de bestemming van hun extra geld, ging de eenheid in de groepen verloren en dwaalden ze van hun doel af. Maar er is één eenvoudige oplossing die onze eenheid versterkt en ons doel bevordert: Schenk het teveel aan gelden aan AA-activiteiten en diensten...